Xanne: “Misschien is een goede eerste vraag: zou je je eens kort kunnen voorstellen?”
Ann: “Dat moet lukken, mijn naam is Ann en ik ben 61 jaar. Qua onderwerp zit ik nu 12 jaar in de overgang. Dat is eigenlijk iets wat je niet viert, je verjaardag vier je wel maar dit vier je toch echt niet. Ik ben moeder van twee kinderen, ik heb een zoon van 36 of 37 weet ik even niet en een dochter van 35, en sinds een jaar oma. Dat is het mooiste wat een vrouw kan overkomen.”
Xanne: “En je zegt al ‘met betrekking tot het onderwerp 12 jaar in de overgang’, kun jij nog herinneren wanneer je de eerste klachten of symptomen daarvan voelden? Misschien is dat ook met terugwerkende kracht?”
Ann: “Ik kende het fenomeen al behoorlijk. Mijn moeder heeft, net zoals ik nu achteraf, heel erg in de overgang gezeten. Dus ik kende de aanvallen, het opvliegen, het temperamentvolle. Maar dat zit ook een beetje in ons karakter, ik kan jammer genoeg niet alles onder de mantel van de overgang schuiven…. Ik kende het van mijn moeder die ook heel snel ineens naar buiten moest, dat alles open moest, die opvliegers. De eerste keer dat ik een opvlieger achteraf had dacht ik ‘yes ik hoor erbij! Mam ik heb er ook een!’ En ik vond het nog zo leuk, dat is snel vergaan. Maar ja ik weet wel echt dat ik hem de eerste keer voelde, ik herkende het ook!”
Xanne: “Dus de eerste reactie was eigenlijk nog…”
Ann: “Wat leuk! Ik hoor er bij!”
Sander: “Want je had dus het gevoel dat dat iets was wat bij het vrouw zijn hoorde?”
Ann: “Nee, puur omdat ik het van mijn moeder herkende. Ik vond het zo leuk dat ik iets had wat mijn moeder had. Stom dat ik eigenlijk achteraf denk ik: ik wist dat ze het helemaal niet leuk had, en toch had ik zoiets van ‘ik hoor erbij’. Dus ik denk dat ik het toch helemaal niet goed doorhad wat er met me ging gebeuren.
Sander: Ergens was je er wel bewust van wat er bij je moeder gebeurt op dat moment?
Ann: “Nou ik mijn moeder was net zoals ik nu achteraf, ja dat was dagelijks dat ik zag van ‘oh er komt er weer één bij haar.’ Dan ging ze dwars door een tuindeur heen die niet snel genoeg open ging, de kleren gingen uit. Achteraf denk ik dat een stukje van de irritaties die ze toen had ook in de overgang zat, dat had ik toen niet zo goed door. Maar we zijn allemaal wel temperamentvol. Maar ik denk achteraf: een heel groot stuk heeft bij haar ook gezeten in die overgang. Ik denk dat mijn moeder nooit op zoek is geweest naar medicatie of iets wat het kon verlichten, daar werd helemaal niet over gesproken toen.”
Sander: “Sprak jij er wel over met je moeder? Is het iets wat jullie bespraken samen?”
Ann: “Nee ik plaagde haar er eigenlijk alleen maar mee, en soms zei ik wel eens van ‘jezus doe eens normaal joh, doe die sleutel goed om, dan gaat die deur vanzelf open, je hoeft er niet doorheen!”
Sander: “Echt begrijpen deed je het niet?”
Ann: “Eigenlijk niet, besef ik later. Eigenlijk niet. Ja mijn moeder zat in de overgang. Die had het warm, ik geloof dat mijn oma het ook wel eens had. Op die manier.”
Xanne: “En heb je nog met je moeder besproken?”
Ann: “Jammer genoeg is mijn moeder op haar 62e overleden. En nee, heb ik dat eigenlijk nooit kunnen… Ik zit nu wel eens dat ik denk jezus mam ik had nu wel even met je willen praten!”
Xanne: “Ja eigenlijk dat dat delen van diezelfde ervaringen?”
Ann: “Ja, doe ik wel nu bewust met mijn dochter. Maar ik zeg je eerlijk, wat er ook nodig zou zijn dat ik kan zorgen dat zij dit niet gaat zou krijgen zou ik er voor over hebben. Dat is echt iets waarvan ik denk: ik gun dit echt niemand.”
Xanne: “Kun je daar misschien iets meer over vertellen, hoe dat bij jou verliep?”
Ann: “Ik weet echt dat het bij alle vrouwen anders gaat, daarom is het ook zo moeilijk om er wat tegen te vinden. Mijn verloop was eerst nog een beetje opvliegertjes, ik weet niet hoe lang ik denk een jaar ofzo, naar niet kunnen slapen, hartkloppingen, slapen op badlakens die je ‘s nachts moet verschonen. Ik vond het op een gegeven moment een monster: ik voelde hem aankomen ergens bij mijn voeten ofzo denkbeeldig, dan kwam ‘ie door je lichaam, dan knalde het uit je vingertoppen, je zag mijn hartslag knallen, het knalde uit mijn ogen en dan bij mijn hoofd er weer uit en dat was hem. Dat was heel heftig en pijnlijk en toen dacht ik: dit moet niet te vaak gebeuren.
Maar ik heb denk ik 2, 3 jaar gehad dat dat wel tig keer per dag gebeurde. Toen ben ik medicatie gaan zoeken. Ja, toen ben ik naar huisarts gegaan en gezegd dit gaat niet.”
Sander: “Kon dat op elk moment van de dag gebeuren dat monster wat jij beschrijft?”
Ann: “24/7. En niet 5 keer per dag, nee, 20 keer per dag. Ik voelde hem ook aankomen. Het klinkt misschien dramatisch nu, maar je kon er ook niet voor weglopen. Je wist dat het kwam zo van: nou, ga maar zitten, want dat gaat gebeuren. Vooral de hartkloppingen maakte dat ik paniekerig werd en dat vond ik echt heel vervelend.”
Xanne: “Ja, dat wilde ik inderdaad vragen, van je beschrijft nu best wel een fysiek proces, maar wat doet dat mentaal?”
Ann: “Ja paniek, en je hoort van mensen die depressief zijn. Ik ben nooit depressief geweest maar ik heb wel eens gedacht: dit ga ik niet trekken. Het is ook moeilijk om mensen te vinden die je begrijpen. Wat ik dus snapte, want ik begreep mijn moeder ook niet. Dus nu dacht ik ook van: ‘ja, hoe gaan anderen mij dan begrijpen’? Mijn ex man had er sowieso geen begrip voor. Die zei ook wel eens van: ‘Iedereen heeft medelijden met jou. Weten ze wel hoe erg het voor mij is?’ Toen ben ik dus echt medicatie gaan nemen. Ik wil niet gaan huilen en denken van nou god is dit mijn dag.
Toen heb ik een medicatie gekregen die de hartkloppingen heeft weg kunnen nemen. Niet de opvliegers maar wel die hartkloppingen dus dat was wel even rust. “
Xanne: “Was een eerste stap dan bijvoorbeeld naar de huisarts stappen voor die hartkloppingen?
Ann: “Ja, ja de huisarts. Dan krijg je, volgens mij was het redelijk nieuw in die tijd: de consulenten. Nou daar ben ik een keer geweest, dat was honderd euro. Ik vergeet het nooit meer, want ik ging daar na een uur weg en toen dacht ik: ja, wat heb je me nou eigenlijk verteld? Eigenlijk hetzelfde als de winkels die zeggen: ‘hier zijn alle homeopathische middeltjes’. Nou, ik denk dat ik een halve auto heb weg betaald aan homeopathische middeltjes maar dat het niks deed. En dat kan voor andere vrouwen wel wat doen. Alleen voor mij deed het niks. Want iedereen heeft wel goede adviezen, want dan ga je toch wel zoeken, en ook zo’n consulent. Maar laten we eerlijk zijn, ook de consulenten heeft met 30 vrouwen te maken waarbij alle 30 anders is. Heel leuk, maar het werk niet.”
Xanne: “En jij vertelde al dat de meneer van de winkel je inmiddels kende?”
Ann: “Die zei dan ‘oh Ann er is wat nieuws maar of ik het nou aan jou moet geven weet ik niet.”
Xanne: “En het middel tegen de hartkloppingen, dat is echt een medicijn?”
Ann: “Ja dat was echt een medicijn.”
Xanne: “Ging je dan ook nog naar de cardioloog of heeft de huisarts dat voorgeschreven?”
Ann: “Dat heeft de huisarts voorgeschreven, en hij zei nog: het is heel duur, je moet het dan wel slikken. Het was iets wat vrouwen met borstkanker volgens mij voorgeschreven kregen en dat heb ik 6 jaar geslikt. Toen dacht ik goh, kijken of ik die hartkloppingen nog wel heb. En toen waren ze er eigenlijk niet meer dus toen ben ik ook met het medicijn gestopt.”
Xanne: “Hoe verliep zo’n gesprek met de huisarts? Had je het gevoel dat je terecht kon met je klacht en je serieus werd genomen?”
Ann: “Ja, ik heb een huisarts waar een vrouw- en een mannelijk arts lopen en ik heb toen de vrouwelijke arts maar even gekozen. Ja daar had ik wel een luisterend oor, ja dat was gelijk goed.”
“Iedereen zei ja moet je gewoon hormonen slikken, dan ben je er vanaf en dat heb ik besproken met mijn arts. Toen zei die, met de historie met je moeder en oma, die hadden ook wat aan de borst, hij zegt ja je gaat wel de kans vergroten voor borstkanker. nou Dat was duidelijk: dat ga ik niet doen. En toch hoor je nu ook veel vrouwen zeggen ja als dat nou beter is voor je kwaliteit van leven, waarom doe je zo moeilijk? Ik denk ja, dat is dan voor jou. Maar laat mij maar mijn beslissing nemen. Ik ga het niet doen.”
Xanne: “Dat middel wat toen is voorgeschreven dat heeft toen gewerkt?”
Ann: “Alleen voor de hartkloppingen. Het werd niet minder, maar dat monster is wel wat gehalveerd. Ja, fifty fifty.”
Sander: “Hoe verliep die confrontatie met dat monster na die tijd?”
Ann: “Dan was ik heel blij, want die paniekaanvallen kwamen door die hartkloppingen en daar was ik dan wel vanaf. Maar Het was nog steeds wel drijvend je bed uit komen, je lag te zwemmen. Eén keer per nacht haalde ik dan al die bedlakens eruit en deed ik nieuwe dingen erop. Ik denk dat het misschien 1,5 jaar of zo is geweest. En nu zijn het opvliegers: nou jullie zien het nu. En dat is dan wat het is. Ik heb gewoon heel vaak opvliegers, make-up dat draag je bijna niet. Dat zit toch halverwege je kin na een uur. Als je lekker uitgaat dan maak je er van alles van en binnen een uur is je haar nat en je make-up zit overal. Maar ondertussen heb ik dan van dat ben ik. Daar maak ik me niet meer zo heel druk over.”
Sander: ‘Jij praat hier nu over met ons, je weet dat mensen dit gaan luisteren, je bent naar de huisarts gegaan. Je praat er over. Hoe heb je dat ervaren destijds en nu, zit daar een verschil tussen?”
Ann: “Ik snapte niet dat als ik ergens was met 15 vrouwen dat ik dan dacht: waarom ben ik de enige die hier zit te wapperen en te zweten? Dat begreep ik heel vaak niet. En nog. Ik werk in de zorg. Daar zit ik met 30 collega’s. Het lijkt wel of ik de enige ben. Ja sommigen zeggen wel eens ‘ik heb het even warm’. Maar ja het hoort bij mij. Mijn collega’s zijn het gewend. Ik ruk om de zoveel tijd mijn uniform uit. Dan staat mijn collega naast me al met een tissue, heel lief. Of de ander die doet al de fan aan voor me. Je hoort het bij de bewoners die zeggen dan ‘oh meid doen maar niet de deur van de badkamer dicht, veel te warm voor jou.’ Of als ik binnenkom: ‘doe lekker je uniform uit, schat is niks voor jou.’ Dus dat is heel lief.”
“Ik heb ook wel eens gehad dat een andere vrouw dan zag dat ik zo zat te waaien en te wapperen en dan zei ze ‘je moet ook wat rustiger zijn’. Dan zeg ik ‘oké dat dat hielp bij jou?’ ‘Nou, nee, Ik had er zelf niet zo’n last van’ zegt ze dan. Dan dacht ik wel eens van nou moet ik op mijn tong bijten. Anders ga ik je antwoord geven. Die geweldige gemeende adviezen van mensen die niet eens wisten wat ik heb daar heb ik wel eens moeite mee. Dan denk ik wel eens houd dan je mond.”
Sander: “Het taboe dat heerst op de overgang of het bespreken ervan dat heb jij dus niet in die zin ervaren. Het is wel iets wat besproken kan worden?”
Ann: “Zelf had ik niet door dat het een taboe was. Ik vertelde wel eens dat ik op een date was en vertelde dat ik in de overgang zat want binnen 10 minuten zit ik te wapperen en te zweten. En mijn vriendin zegt welke vrouw zegt nou bij een date ‘ik zit in de overgang’. Ik zeg ‘oh was dat niet slim?’ Ik weet het niet. Ja, dan zeg je dus eigenlijk dat je een oude vrouw bent. Ik denk oké, die klik had ik dus nog even niet door. Maar als je in de overgang zit ben je dus oud. Zo kan je het ook zien. En dat heeft het boek mij laten zien waar ik dus in stond waar voor het eerst iemand vroeg wil je praten over de overgang, daar stonden hele jonge meisjes in! Nou dat vind ik veel erger dan wat ik heb. Dat vind ik echt heel erg. Ik wist ook niet dat dat was. Ik wist niet dat het bestond.”
Xanne: “Jij legt het zelf makkelijk op tafel, maar er is toch wel iets waardoor in je omgeving dat gesprek niet per se meteen op gang kwam?”
Ann: “Ja. Maar het lijkt wel alsof er veel mensen niet in die overgang zitten? Ik heb niet het gevoel dat mensen er niet over durven of willen praten, maar dat het gewoon niet zo bij hun dagelijks leven hoort. Ik denk niet dat er collega’s zouden zijn die er niet over willen praten. Trouwens, je kan het ook bijna niet verbergen hè? Als het zweet eruit komt, je make-up begint te lopen en je haar nat wordt, ik weet niet hoe je het wil verdoezelen? Dus hoe zouden die andere mensen dat dan verbergen? Ik weet het niet.”
Xanne: “Jij zei wel dat je in latere periodes wel herkenning hebt gevonden bijvoorbeeld bij Ria, die wij ook zullen spreken, jullie hadden eigenlijk dezelfde fysieke klachten.”
Ann: ‘Ria en ik waren veel in Suriname en dan hadden wij altijd een lapje waarmee we ons gezicht en ons haar konden doen. En dan konden we opeens alles uittrekken, samen in onze beha lekker op de bank zitten, want het was bloedje heet. Dat is een van de weinigen waarbij ik het zo herken, en verder ken ik niet zo heel veel mensen die het zo… ja een tante. Het kan haast niet zijn dat ik het erger heb dan een ander. Ik begin ook gelijk met alles te wapperen, als ik een rok aan heb dan ga ik met mijn roep wapperen, misschien dat andere mensen het beter doorstaan even op hun kiezen bijten?”
Xanne: “Hoe was het om die herkenbaarheid ook te vinden bij bij iemand anders?”
Ann: “Ja heerlijk! Als ik soms even iemand een opvlieger zie hebben denk ik ‘oh yes! Ik ben niet alleen!’ Ik kan er heel blij van worden. Dan denk ik ‘oh kijk die mevrouw heeft ook een opvlieger.’ Ja, dan kan ik wel even denken van: ik ben niet alleen op de wereld. Terwijl dat niet zo is, maar het lijkt wel of ik het niet zo vaak zie.”
Xanne: “Want is dat dan ook een gevoel waarvan je zegt hé in die 12 jaar voelde ik me daarin ook wel eens alleen?”
Ann: “Dat is wel waar. Ja, dat heb ik wel gehad. Daarom dat ik met ria zoiets had van: gelukkig, jij herkent dit. We kunnen er samen ook om lachen. Ik moet zeggen dat ik wel blij ben dat ik nooit depressief ben geweest, want dat zal er dan maar bijkomen. Dat heb ik nooit gehad. Natuurlijk was ik het wel eens zat. Ik ben denk ik ook wel eens kattiger geweest dan had gehoeven. Als er net op dat moment iemand aan mijn kop zat te zeuren, zeker. Maar niet depressief, want dat is wel even ook andere koek hoor. Dat zou ik heel zwaar hebben gevonden denk ik. En ja, het hoort bij me. Misschien qua leeftijd dat ik denk ja, als ik een jonge meid zou zijn dan is het veel erger. Als je make-up druipt en je geen kleren aan kan die je leuk vind. Ik heb ook de leeftijd dat dat minder belangrijk is.”
Sander: “En naast hetgeen wat je voor de hartkloppingen hebt gekregen, zijn er daarna nog andere dingen geweest die je hebben geholpen?”
Ann: “Mijn dochter heeft me op een gegeven moment erop geattendeerd wat voeding doet. Ik ben bijvoorbeeld overgegaan op caffeïnevrije koffie. Normaal gesproken als ik het kopje koffie zag kreeg ik een opvlieger, en het verschil merk je wel van cafeinevrij. Voeding is duidelijk wel ook wel wat, daar ben ik wel in verder gegaan. Ik heb een bloedtest gedaan en toen is er ook voor me gekeken. Want ook op deze leeftijd is het gewoon naar je lichaam kijken. En dat heeft ook wel wat dingetjes gebracht, nu ben ik gaan veranderen. Maar of de opvliegers daardoor minder zijn weet ik eigenlijk niet. Volgens mij niet. Maar ben er wel van overtuigd dat voeding ook iets kan doen. Het is hormonaal, zeker. Maar ik vind het zo moeilijk, omdat als je 10 vrouwen naast elkaar zet weet ik zeker dat er bij alle 10 andere klachten zijn. Dus daardoor snap ik ook de complexiteit. Maar soms ben ik wel pissed hoor, we kunnen naar de maan, We kunnen een varkenshart in een mens stoppen, maar kan ik af en toe wat krijgen voor een opvliegertje? Dat hebben we niet!”
Sander: “Daarover gesproken, hoe zou jouw ultieme behandelingen uitzien?”
Ann: “In de perfecte wereld dan was je naar de dokter gegaan had je gezegd ‘goh, ik zit in de overgang, dit en dat zijn mijn klachten’, en dat hij dan zegt: ‘daar werkt dit voor’. En dan niet een antidepressiva. Ja, dat zou de ideale wereld zijn geweest. Of dat ooit gaat gebeuren? Ik weet het niet. We maken wel eens het grapje dat als mannen er last van hadden gehad, dan was het allang uitgevonden. Maar dat is natuurlijk ook generaliseren. Het is mij nog wel een raadsel, ik weet zelfs dat er dingen zijn tegen kanker, dat we daar veel verder zijn dan dat we weten, maar de overgang?”
Xanne: “In de ideale wereld draait die dokter zich om, maakt hij een kastje open en zegt…”
Ann: “… jij hebt dat en dat en hier is dit poedertje, één keer per dag, en de opvliegers verdwijnen als sneeuw voor de zon. Tja. Nope.”
Xanne: “Jij benoemde net ook al dat je in de zorg werkt onder andere. Kun je ook iets meer vertellen over de de impact die dat monster, zoals we hem nog even even noemen, ook heeft gehad op jouw privéleven en op jouw werk ?”
Ann: “Nou, de pech was ook nog eens een keer dat ik de omscholing ben gaan doen een jaar voordat de corona begon. Dus in 2 jaar heb ik de 3-jarige opleiding gedaan, dan deed je dus de opleiding en ging je werken. Na een jaar kwam dus de corona, dus ik heb ook in de volledige bepakkingen moeten werken. Geloof me: hel. Werkelijk een hel was dat. Mensen douchen terwijl je helemaal ingepakt was, die situaties op het werk… Er waren natuurlijk veel minder mensen als uitzendkrachten te vinden. Ja, het was op dat moment niet zo leuk.”
“Ik heb dat echt ervaren als een heel zwaar jaar. Ik ben twee keer flauwgevallen op mijn werk. Dan moest ik weer omkleden maar dan dacht ik het duurt zo lang, laat ik nog maar even dit of dit doen. Nou, dat ging dus echt mis. Ik ben dus niet echt iemand die al 100 jaar om de zorg zit hè, dus ik kom wel dingen tegen. We hebben bijvoorbeeld een hitteprotocol, maar ik loop wel in een een half polyester uniform. Ja dat draag ik dus niet. En als mensen moeilijk doen, prima. Maar ik ga toch niet in een polyester uniform lopen? Dat is toch te belachelijk? Er is ook geen katoenen uniform.”
Xanne: “Jij vertelde dat in dat hitteplan staat dat de ouderen die daar wonen geen polyester aan mogen, maar het uniform is van polyester gemaakt?”
Ann: “Ja, dat is echt heel apart. En dat is de regel want ja, anders moeten we strijken. Schat, ik strijk liever dan dat ik 8 uur dienst in een vies polyester uniform loop. Dus mijn uniform hangt meer op de gang dan dat ik hem aan heb.”
Sander: “En stuit je daarbij op weerstand?”
Ann: “Nee, ik heb het ook netjes uitgelegd. Ik heb ondertussen een uniform waar het dan fifty fifty in zit. We hadden een kraag van 100% polyester, geloof me wat een viezigheid. Die bepakking die we hadden met COVID was ook echt heel erg smerig en vies. Ik moet er niet aan denken dat dit ooit nog terugkomt, dan trek ik echt niet. Maar ja, dat was een beetje op mijn werk. En verder, ja, het hoort bij mij en mijn collega’s gaan er gewoon heel goed mee om.”
“Nu met de hete dagen die we gehad hebben heb ik wel gelachen. Er waren collega’s die het af en toe bloedje heet hadden. Dat ze naar mij keken zo van ja, zo voel jij je dus de hele dag! Ja, zo voel ik me dus de hele dag. Dus dat was nu ook wat begripvoller. Qua privé, ja ik woon alleen dus als ik opeens in mijn ondergoed wil lopen kan dat. Mijn kinderen weten ook niet beter, kennen het ook nog van oma. En ja, wie moet er last van hebben, verder niemand gelukkig. ”
Xanne: “En jij zei al ik probeer wel echt dat gesprek met mijn dochter juist hierover aan te gaan, hoe verlopen dat soort gesprekken met haar?”
Ann: “Er is sowieso thuis weinig wat je niet kan bespreken. En trouwens, ze ziet me natuurlijk de hele dag zo gaan. We plagen elkaar ook graag. Ik heb nu een pracht van een kleinzoon en dan is het ook van: ‘even niet op oma letten, die is even even de weg kwijt’. Maar ja, ze weet wat het is, ze ziet mij strugglen. Ze zegt ook vaak: ‘oh mam, ik hoop echt niet dat ik krijg’. Het jammere is dus ook dat je geen adviezen kan geven. Ik kan ook niet tegen haar zeggen: ‘ nou, als je dat en dat doet gaat het niet gebeuren’. Was het maar waar. Dus je kan er eigenlijk ook heel weinig over zeggen. Alleen maar duimen dat ze het niet gaat krijgen.”
Sander: “We hebben het nu met name over de negatieve kanten, is er iets te noemen wat de overgang jou gebracht heeft?”
Ann: “Ja, kilo’s! Maar dat is vast niet wat je bedoelt! Het heeft me enorm kilo’s gebracht! *lacht* Het enige leuke is dat ik ooit gevraagd ben voor in een boek over de overgang en daar zijn een aantal leuke dingen uitgekomen, waaronder dit. En dat is echt het enige positieve. Er is echt niks positiefs aan te melden. Helemaal nada nop.”
Xanne: “Als het zou kunnen zou je zeggen: morgen is het klaar?”
Ann: “Ik kan er echt niks positiefs over melden. Het is vervelend, het irriteert, je voelt je soms echt ongelukkig. Je hebt momenten dat je echt denkt: ik ga nergens heen. Ik heb ook wel eens gehad dat ik dacht: Ik ga me helemaal niet aankleden. Laat me maar lekker thuis in mijn japonnetje. Ik heb geen zin om me aan te kleden. Dat is niet depressief zijn, maar dat is echt even denken van: vandaag ga ik het even niet redden. En dat is niet in de laatste jaren, dat was in de wat hevigere jaren. Ik kan niks positiefs bedenken. Nee.”
Sander: “Met een blik op de toekomst: hoe zie je die hoe ga je die tegemoet ?
Ann: “Ik denk niet dat ik er vanaf kom. Ik heb ook een tante die is 90 en die heeft het misschien maar 5 keer per dag. Maar dan denk ik nou kan het ook alleen maar meevallen. Maar ik geloof ook dat er sommige vrouwen zijn die er niet uitkomen. Ik heb ooit gelezen dat het tussen de 5 en 15 jaar kan duren. Maar in mijn geval heb ik zoiets, ja, je zal ook wel weer een uitzondering hebben. Guess what, that’s me. Ik hoop wel dat het gaat verminderen. Maar ik ben bang dat ik misschien een van die vrouwen ben waarbij het erbij hoort.”
Xanne: “Jij zegt jouw tante die 90 is die heeft nog elke dag last van op vliegers?”
Ann: “Zelf zegt ze af en toe, maar als ik bij haar ben in Suriname dan heeft ze het toch wel een paar keer dag. Dat is niet omdat het Suriname is en het heet is. ik zie dan ook echt wel dat het een opvlieger is. Zij heeft bijvoorbeeld 3 dochters en één heeft het heel sterk en volgens mij de andere twee helemaal niet. Dus ja.”
Sander: “Het voelt een beetje als een loterij.”
Ann: “Maar dan wel omgekeerd. Ik heb gaston niet aan de deur gezien. *lacht* Het is een beetje een loterij. Jij wel jij niet. Sommige mensen zeggen dat als je moeder er last van heeft heb jij het ook. nee, zelfs dat is niet te zeggen. Het is gewoon iets heel raars. Je hebt er gewoon niks aan. Dat vond ik ook van mijn baarmoeder rond mijn 45e, hij doet het toch niet meer. Mijn dochter heeft het volgens mij eens gezegd: we zijn niet gemaakt om zo oud te worden. Dus dat lichaam, om de zoveel tijd zegt ‘ie dat heb ik niet meer nodig, honderd jaar geleden had ik er ook niks aan.”
Xanne: “Er is een langere periode na de overgang inderdaad, nu die eigenlijk steeds langer wordt. Kijk jij toch ondanks alles een beetje positief naar de toekomst?”
Ann: “Positief blijf ik sowieso, ik ga me niet gek laten krijgen. Aan de ene kant, als ik naar mijn gedrag kijk denk ik: ik houd er rekening mee. Ik heb alles van laarzen tot een mooie jas weggedaan want ik weet dat ik het toch nooit meer ga dragen.Maar ik denk dat als het over 3 jaar opeens weg is dat ik wel een feestje geef!”
Xanne: “Een einde overgangs-feestje!”
Ann: “Ik bedoel als mensen een feestje kunnen geven bij een scheiding, dan kan ik een feestje geven als de overgang over is! Ik zou wel opeens heel verrast en blij zijn van: heb ik nou een hele dag geen opvlieger gehad? Maar ik durf het nu even niet te geloven.”
Sander: “En is er nog iets op weg naar dat feestje wat er hopelijk gaat komen?”
Ann: “Ik geloof wel in die voeding. Ik denk wel degelijk dat er heel veel dingetjes in de voeding zitten en vooral dat negatieve dingen die we ervaren door voeding komt. Ik heb best veel omgegooid. Ik denk dat dat niet eens alleen maar voor die overgang belangrijk is. Het is voor heel veel meer dingen wel belangrijk.”
Xanne: “Is dat het advies wat je je dochter kan geven?”
Ann: “Sterker nog: ik heb het van haar. Er is maar een ding wat ik hoop: dat als er voor bepaalde mensen een taboe heerst op de overgang, het enige wat ik zou wensen op z’n Hollands gezegd fuck it! Als dit bij je hoort, own it! Draagt de lekkerste wijde mooie jurken, waai lekker als het jou helpt, ja doe er niet al te moeilijk over. Ik weet niet of het makkelijk is, maar het is geen taboe. Dus dat hoop ik.”
Xanne: “Dankjewel!”
Ann: “Graag gedaan. En ik hoop dat het feestje er komt”